Terug naar Encyclopedie

Historische verhogingen van de liberalisatiegrens

Van €600 (1990) naar €808 (2024): verhogingen verkleinen sociale huur. Politiek gemotiveerd door woningnood. Overgangsrecht beschermt zittende huurders. (24 woorden)

1 min leestijd
De huurprijs liberalisatiegrens is sinds 1990 meerdere keren aangepast om de sociale huursector te verkleinen. Begon bij €600 (1990), steeg naar €712,50 (2013), €752,33 (2021) en €808,06 (2024). Deze verhogingen, ingevoerd door kabinetten als Rutte-II en III, reageren op woningnood en druk op corporaties. Doel: meer middenhuur creëren en corporaties ontlasten voor lage inkomens. Politiek debat woedt over gentrificatie; critici vrezen verdrijving van middeninkomens uit steden. Wettelijk vastgelegd in de Woningwet en jaarlijks geïndexeerd met inflatie plus correctiefactor. Tussen 2015-2020 bleef de grens stabiel op €711, maar de Wet Betaalbare Huur (2021) bracht forse stijging. Gevolg: circa 10% van de huurwoningen liberaliseerde, vooral in Randstad. Huurders met langlopende contracten uit 'voor-liberalisatie'-tijd behouden soms oude regels via overgangsrecht. Verhuurders moeten bij nieuwe contracten de grens respecteren. Toekomstig: mogelijke verdere verhoging in 2025 door stikstof- en klimaatbeleid. Bronnen: Staatscourant en Huurcommissie-rapporten bieden gedetailleerde tabellen. Dit inzicht helpt bij strategische huurprijsbepaling. (202 woorden)