De hoogte van de onderhoudsbijdrage voor kinderen tussen 18 en 21 jaar wordt bepaald door een zorgvuldige afweging van de draagkracht van de ouders en de behoefte van het kind. Volgens artikel 1:395a BW moet de bijdrage redelijk zijn en afgestemd op de financiële situatie van beide partijen.
Draagkracht van ouders
De draagkracht wordt berekend op basis van inkomen, vaste lasten en andere verplichtingen. Rechters hanteren de 'tremanormen' als richtlijn, die een percentage van het netto inkomen voorschrijven. Voor alleenstaande ouders geldt vaak een hogere vrijlatingsnorm.
Behoefte van het kind
De behoefte omvat studiekosten, woonlasten en levensonderhoud. Facturen voor collegegeld, huur en boeken zijn essentieel om de claim te onderbouwen. Het kind moet aantonen dat eigen inkomen, zoals een bijbaantje, ontoereikend is.
Praktijkvoorbeelden
In een recente uitspraak kende de rechtbank een student €450 per maand toe, gebaseerd op €1.200 maandelijkse kosten minus €300 eigen bijdrage. Ouders met een gezamenlijk inkomen onder de €4.000 netto dragen vaak minder bij.
Belangrijk: wijzigingen in inkomen moeten direct worden gemeld aan de rechter of deurwaarder voor aanpassing.